Ergens in het Brabantse land, even buiten het dorp, staan twee woningen samen op een erf. Ze zijn niet gelijk aan elkaar, maar wel familie van elkaar.
De woningen gaan op in het landschap: ze hebben de kleur en het silhouet van de houten boerenschuren die hier domineren, en staan net als de schuren haaks op de weg geplaatst.
Van dichtbij blijken de schuren woningen te zijn en gaan andere dingen opvallen: de begroeide daken, de strakke gevels met de open houten betimmering en de in het gevelvlak geplaatste aluminium kozijnen, de tuinmuren en erfafscheidingen die beide woningen tot één geheel smeden.
De woningplattegronden zijn ontworpen met het Raumplan-principe van Adolf Loos als inspiratie: alle kamers in de huizen zijn in een hiërarchische verhouding ten opzichte van elkaar geplaatst, een grote ruimte is ook hoog, een kleinere ruimte is ook lager. De route van voordeur naar woonkamer is als een filmscenario ontworpen waarbij doorkijkjes en wendingen de spanning opbouwen.
Tussendeuren zijn er nauwelijks, gangen ook niet, de ruimtes zijn gescheiden van elkaar door insnoeringen van de vloeiende ruimte en afgebroken zichtlijnen.
Het daglicht valt overal vanuit minstens twee richtingen de ruimte binnen, door het gebruik van hoog geplaatste vensters of een patio.